Thuis

Het was zichtbaar en voelbaar vroeger dan hij gewend is. Ik haalde mijn oude vader Ben (90) al om half negen op bij zijn appartement voor een controlebezoek in het ziekenhuis in Utrecht. Keurig gewassen en geschoren stond senior me op te wachten, zich onderwijl verontschuldigend dat ik door zijn toedoen ook vroeg uit de veren moest. Onderweg sprak hij zijn verbazing uit over het aantal mensen dat rond deze tijd al wakker is en lange rijen veroorzaakten bij de talloze stoplichten die onze woonplaats Houten rijk is.

Op de terugweg stond een kennismaking met het Sociaal Plein Houten op onze agenda. Ik had van kort tevoren een afspraak gemaakt met een vriendelijke dame om ons voor te laten lichten over de WMO. De dame in kwestie was druk in gesprek met twee andere, eveneens breed glimlachende dames. Het bleken collega’s, die ons bezoek begroetten als een aangename onderbreking van hun onderonsje. Ze schoven hun stoelen symbolisch een klein stukje naar achteren en schakelden samen moeiteloos over naar mijn vader en mij. Negentig jaar oud en dan nog alleen wonen? Nog nooit gebruik gemaakt van een sociale voorziening? Drie monden vielen open. Dat kon zo niet langer!

‘Kunt u nog stofzuigen?’, startte een van de dames de diagnose naar mijn vaders zorgbehoefte. ‘Jazeker’, zei mijn vader die – geboren vóór de oorlog – heeft geleerd om aan onbekenden nooit toe te geven dat je iets niet meer doet of kan. ‘Ik heb ergens nog een stofzuiger staan.’ Toen hij vertelde dat ook ramen zemen nog prima ging kregen de dames argwaan. ‘We komen wel een keertje kijken’, stelde een ander voor. ‘Het kan even duren, de wachttijd is op dit moment twee weken.’ Pa Elbers fronste zijn wenkbrauwen.

Naast ons, aan een ander tafeltje, schraapte een vierde dame beschaafd haar keel. ‘Ik luisterde niet mee, maar heb het gesprek een beetje kunnen volgen,’ jokte ze. ‘Hoe zien uw dagen er uit, meneer Elbers?’ Mijn vader gaf aan dat hij ze grotendeels in zijn eentje doorbrengt en dat zijn vrouw, zijn familie en zijn vrienden inmiddels allemaal zijn overleden. Daarna was hij vergeten nieuwe vrienden te maken, voegde hij er aan toe, dat deed mijn vrouw altijd.

‘Wij organiseren elke week huiskamerochtenden op een van onze locaties, ook bij u in de buurt. Daar komen steeds dezelfde mensen in een groep van acht of tien mensen zoals u. We drinken koffie en doen een spelletje. Daarna lunchen we samen. Zo ontstaan er vaak nieuwe vriendschappen. Misschien is dat wel wat voor u, er kan zomaar iemand tussen zitten die met u naar een concert wil of naar de film?’ Ik keek opzij en was benieuwd naar zijn reactie. ‘Dat spreekt me wel aan’, hoorde ik hem zeggen. ‘Graag!’

Ik kreeg een flashback, waarin ik mijn kinderen voor het eerst naar school bracht. Bracht ik ze weg, liet ik ze nu in de steek?

Welnee.

In Houten ben je thuis!