‘Wat willen jullie vanavond eten?, riep ik aan de ontbijttafel, waar m’n vier slaapdronken pubers zwijgend hun ontbijt naar binnen werkten. Stilte. Volledig uit contact, zoals alleen mensen van die leeftijd dat kunnen, at het gezelschap onverstoord verder. ‘Jongens?’, probeerde ik het, iets harder, zonder er al te veel van te verwachten. Er kwam een lichte beweging in de groep, zij het minimaal en zonder op te kijken. Blikken werden uitgewisseld. ‘Als het maar geen vis is’, bromde er een. Zwijgend stemde het gezelschap er kennelijk mee in om daarna te verdwijnen voor de rest van de dag. Uitgehongerd nam de meute aan het eind van de dag weer plaats op hun vaste stoelen, verrast dat de tafel niet was gedekt. ‘Wat eten we?’, vroeg de oudste bezorgd, toen het hem ook was opgevallen dat wij niet aan de eettafel hadden plaatsgenomen. ‘Geen vis’, antwoordde ik in de richting van de tafel en nam hun moeder mee uit eten. Het was niet bepaald sfeer verhogend, op dat moment, maar wel uiterst leerzaam voor ons allemaal. Van zeggen wat je niet wilt knapt namelijk niemand op. Het leidt hooguit tot, uhm, geen vis.
‘Ik ben nu zo lang aan het daten, het is om moedeloos van te worden’, verzuchtte een lieve vriendin onlangs, ‘ze mankeren allemaal wel wat. Ik weet inmiddels precies wat ik niet wil.’ Ze realiseerde zich opeens dat ze daarin helemaal is geslaagd. Er is inderdaad niemand in de buurt die niet voldoet aan haar criteria. Prins noch paard.
Toen deze week ook nog eens ons foutbruine kabinet er na een jaar van krampachtig tegenhouden de brui aan gaf werd duidelijk voor het hele land: er zit geen energie in zeggen wat je niet wilt. Het stroomt niet als je een blokkerlijstje hebt of als je je gram wilt halen door een ander af te stoppen. Stilstaand water stinkt op den duur. Tijd voor reflectie. Dat vreselijke kabinet kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen, ze kregen te veel stemmen. Geen asielzoekers, geen stikstofmaatregelen, geen oog voor cultuur en onderwijs. Geen aandacht voor minder bedeelden, maar passief weg blijven kijken en lekker blijven zitten in je eigen bubbel. Bah, een schande.
Het is de hoogste tijd om te gaan doen wat we wèl willen. Even geen idee? Wat dacht je van werken aan frisse lucht, letterlijk en figuurlijk? Samen de schouders eronder en iedereen naar eigen vermogen bijdragen? Investeren in uitstekend en uitdagend onderwijs, in een flinke dot cultuur, in voldoende betaalbare woningen en in een eerlijker verdeling van schaarse middelen.
Wanneer zetten we de goeie stap? Simpel: Spreekt er een verlangen uit dat wordt ingegeven door ons hart? Maakt het de wereld een beetje beter? Spreekt er het verlangen om verbonden te zijn, jezelf te mogen zijn en oog te hebben voor de mensen om je heen? Of handelen we uit vanuit een angstig hoofd vol angst, onvrede of jaloezie?
Vertel: Wat eten we vanavond?