Jarenlang ging mijn wekker ook op zaterdagmorgen genadeloos af. Voor dag en dauw, want rond half negen werden we op het veld verwacht, Sam en ik. Als we geluk hadden speelden we (Delta Sports F12) thuis, maar om de week hadden we er tegen die tijd ook al een reis opzitten naar één van de dorpen in de buurt, die er in het donker allemaal hetzelfde uitzien. Sam, voor de helft opgebouwd uit het genenpakket van zijn slanke moeder, was destijds zo tenger dat je onder de douche zijn hartje kon zien kloppen in zijn borstkas. Het technisch hart van het elftal bestond uit Stef de Bruin, hoofdtrainer en Max van Vliet, manager, scheidsrechter en verslaggever op Hyves en later Facebook. Ik was mental coach, verantwoordelijk voor het geestelijke welbevinden van zowel de prille selectie als de massaal meegereisde ouders. In de kleedkamer, die met het klimmen van de jaren steeds voller werd, kringelde uit de schoenen van de mannetjes steeds nadrukkelijker de lucht van natte hond. Uit de snerpende kinderstemmen klonk ons clublied ‘De balletjes van de Koningin’. Onderweg naar het veld ontving ons nageslacht de laatste aanwijzingen van de bloedfanatieke trainer; het bleek water naar de zee dragen. Zodra het eerste fluitsignaal geklonken had bewogen de mannetjes zich massaal in een kleine cirkel rond de bal. De hele zwerm bewoog als een stel spreeuwen over het gras, waarbij iedere ouder om het hardst zijn eigen kind voorzag van nutteloos maar goedbedoeld commentaar. Eveneens verspilde moeite, hun oogappels gingen volledig op in het spel. Pupillenvoetbal draait, ook bij ouders, om pure emotie en schaamteloze actie. Je gaat er helemaal in op.

Het is nu twintig jaar verder. Sam is een boom van een vent geworden, net als de jongens uit zijn elftal. Ze wonen allang niet meer thuis en slapen uit op zaterdag. Hun voormalig mental coach ziet nog slechts voetbal op TV en denkt met melancholie terug aan deze mooie tijd.

Was dit het eind van pupillenvoetbal? Zeker niet. Dacht ik eindelijk wat tijd voor mezelf te hebben, kreeg ik een nakomertje. Begrijp me goed, het is opnieuw een schatje. We zijn onafscheidelijk, de kleine spruit achtervolgt me de hele dag. Als ik wakker word ligt ie al naast me, we eten aan dezelfde tafel, hij gaat mee naar m’n werk en zelfs op het toilet is hij bij me in de buurt. Natuurlijk houd ik van hem, dan doen vaders nu eenmaal, maar ik kom opnieuw nergens meer aan toe. Het pupillenvoetbal is weer helemaal terug. Niet langer op het veld, maar in mijn hoofd. Aanwijzingen van trainers negeer ik, commentaar van het publiek gaat volledig langs me heen.

De kleine, een Apple, is inmiddels drie jaar oud en moet echt nodig naar de crèche. Anders worden we allebei gek. Om daaraan te laten wennen gaat hij binnenkort proefdraaien. Even een paar uurtjes uit elkaars buurt. Dat is goed voor hem en vooral ook goed voor z’n pa.

Heerlijk. Morgen uitslapen!