We kennen elkaar nu zo’n negen maanden, lieve lezers, dus ik ben er klaar voor om op deze plaats een bekentenis te doen. Ik ben er niet trots op en het achtervolgt me langer dan me lief is. Het bepaalt mijn zelfbeeld en, ijdeltuit als ik ben, ook het beeld dat anderen van mij hebben, al hebben die twee natuurlijk alles met elkaar te maken. Laat ik er maar niet omheen draaien: ik heb een dingetje met eten en drinken. Nee, maak je geen zorgen, zowel de vaste als de vloeibare consumpties zorgen niet voor buikpijn, maar des te meer voor hinderlijke kilo’s. En die kilo’s, op hun beurt, voor te strakke kleding, trekkende overhemden en knellende riemen. Vervelender zijn de vermoeidheid en somberheid, die per kilo lichaamsgewicht lijken toe te nemen. Het bezorgt de criticaster in mijn achterhoofd overuren. Die vervelende holbewoner heeft op dit vlak vier hits op zijn repertoire, stuk voor stuk beschuldigend en een aanslag op mijn mentale welbevinden. ‘Ja, dat komt er van, man. Je hebt de boel laten versloffen en nu zit je met de gebakken peren. Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb’, klinkt hij als ik een all-time high heb bereikt.  ‘Dat is de prijs die je moet betalen voor je eigen handelen,’ hoor ik als ik aan het lijnen ben. Aan de onderkant van de weegschaal zijn er schaarse complimenten, die al snel worden vervangen door een ‘benieuwd hoe lang het deze keer duurt voor je weer terug bij af bent.’ Als ik tenslotte langzaam klim op de kiloladder klinkt het kort: ‘O, o’, bij iedere hap die ik naar mijn mond breng. Kort samengevat: het is nooit goed.

Een aantal weken geleden bezocht ik haptonoom en voedingsexpert Karin Marquering. ‘Zou het niet een idee zijn om te stoppen met het bestrijden van de symptomen en op zoek te gaan naar de oorzaak?’, hield ze me voor. En waar ik verwachtte diep te moeten graven in mijn vroege jeugd wees ze me op de schimmel- en bacterievolkjes in mijn darmen. ‘We hebben handenvol van die levende beestjes in ons lijf, die iedere dag ons voedsel verwerken en omzetten in poep. Het zijn veel verschillende volkjes, die allemaal hun lievelingskostje hebben. Uiteraard bestellen die hun eigen favorieten. Zullen we daar eens balans in aanbrengen?’ Onder haar liefdevolle en bezielende leiding ben ik de friet met saus kolonie, de brood met dik beleg kolonie en de snaai kolonie aan het uithongeren. Ze krijgen niks meer. De andere volkjes komen tevoorschijn uit hun hinderlaag. Het heeft onmiddellijk effect: ik ben energieker, vrolijker en alerter. Ondertussen eet ik me een versuffing aan probiotica en ingrediënten, die mijn overgrootmoeder ook nog als voedsel zou herkennen. Heerlijk! Onbewerkt, puur en vooral genoeg. Over genoeg gesproken: je lijf zegt het je helder en duidelijk. Niet achteraf, zoals bij mij in de voorbije jaren, maar terwijl je eet.

We zijn ons brein, schreef Dick Swaab. Niks hoor, we zijn onze darmen.