Fred en ik komen uit hetzelfde nest. We groeiden op in Bennekom, de hemel op aarde, speelden altijd buiten en waren onafscheidelijk. Ik herinner me vooral zijn ogen: helder, scherp en vol levenslust. Toen mijn vader hoofd van een school werd verhuisden we naar het Zeeuwse Krabbendijke. In dit zwaar gereformeerde dorp keken de mensen vanachter hun gordijnen of wij ons wel hielden aan hun beklemmende, zondagse regels. Mijn vader en moeder hadden, ontdekte ik achteraf, hun zorgeloosheid in Bennekom achtergelaten. Pa werkte veel te hard en ma zorgde voor ons. Fred en ik bleven vier handen op één buik, ondanks onze groeiende verschillen: ik werd een nerd, al noemde je dat toen nog niet zo, Fred werkte met zijn handen. Zijn schoolprestaties staken mager af bij de mijne. Het zorgde voor pijnlijke momenten. Fred stelde mijn vader teleur, althans zo voelde hij het. Zijn verdriet daarover hield hij eerst binnen, maar vertaalde zich later agressie. Ik had, als het had gekund, mijn cijfers maar wat graag aan hem gegeven, zijn verdriet en machteloosheid werd ook de mijne. Toen hij achttien werd kreeg Fred een oproep voor militaire dienst, we hebben hem daarna niet meer teruggezien. In Vlissingen, waar hij terecht kwam, bouwde hij voor zichzelf een nieuwe identiteit. Zijn omgeving vertelde dat hij uit het ‘kamp’ kwam en met z’n auto’s (grote, oude Mercedessen), tatoeages (van kop tot teen) en gedrag (ongrijpbaar en later dubieus) onderstreepten hij dat. Intussen ging hij steeds meer drinken. Misschien maakte het de wereld wat draaglijker voor hem, maar hijzelf werd steeds scherper. Het leidde tot een breuk met mijn ouders en ook ik raakte hem kwijt. In 2015 stierf hij in het ziekenhuis van Goes aan de gevolgen van zijn verslaving. Hoe verdrietig. Mijn vader en ik, in allerijl opgetrommeld, zaten aan zijn sterfbed.

Deze week kreeg ik een 58-jarige man in mijn praktijk. Hij vroeg me hem te helpen de spanning in zijn lijf los te laten, anders zou hij ontploffen. Ik kijk naar zijn ogen. Helder, scherp, met een vermoeden van eerdere levenslust. Hij wil absoluut niet praten over zijn afkomst of over zijn drankgebruik, want dat hadden therapeuten de afgelopen anderhalf jaar al gedaan, vertelt hij me. Om vervolgens geëmotioneerd los te gaan over de moeizame verhouding met zijn vader, het overlijden van zijn grote liefde die hem achterliet met een dochtertje van een week, zijn recente vechtscheiding, zijn onvermogen om emoties te verwerken en over de agressie die zich van hem meester maakte. Hij is zijn rijbewijs kwijt en zit in de tang van Jeugdzorg en andere instellingen. Ik luister naar hem en raak hem aan. Een grijns verschijnt op zijn gezicht en zijn ogen fonkelen.

Als hij weg is huil ik dikke, warme tranen. Wat ben ik je dankbaar, ruwe bolster met je blanke pit. Je hebt mij achter het gordijn laten kijken en gaf me Fred weer even terug.