‘Doe maar wat’, hoorde ik hem zeggen, toen ik verbouwereerd tegenover hem zat. Hij had net z’n vijftigste verjaardag gevierd en besloten om te stoppen met werken. Drie jaar eerder had ik kennis met hem gemaakt toen ik als accountmanager in dienst kwam bij het vermaarde Franse softwarehuis waar hij al z’n hele werkende leven had doorgebracht. Een markante man, net zo geliefd als verguisd. Ik bleef in het begin voor de zekerheid een beetje uit zijn buurt, maar vond iedere ontmoeting met hem leerzaam en, tja, vooral anders. In zijn vrije tijd hield hij van bridgen en schaken en ik vermoed dat hij er goed in was. Zo zag hij zijn werk ook, vertelde hij me later grijnzend: als een spelletje. Proberen te winnen door het uitdenken van een aantal onverwachte zetten, terwijl hij ondertussen de ander scherp in de gaten hield. In de huid kruipen van je tegenstander, onder zijn schedeldak gaat zitten. Je had dat nauwelijks door, want hij was als fervent pijproker voortdurend bezig om nieuwe tabak in zijn pijp te stoppen of de vlam erin te krijgen. Zijn vroege pensioen zorgde voor beweging onder de troepen. Iedereen in de hiërarchie schoof een plaatsje op. Mijn benoeming duurde in totaal nog geen vijf minuten. Ik hoorde daar pas dat hij binnenkort zou vertrekken en welke plek hij voor me in gedachten had. Hij vond die paar minuten kennelijk lang genoeg want toen ik nog even bleef zitten had ik voor het eerst het idee (onterecht, natuurlijk) dat hij me zag. ‘Wou je nog iets vragen?’, las ik uit zijn blik. ‘Uhm,’ aarzelde ik, ‘is er iets wat je de komende tijd in het bijzonder van me verwacht? Zijn er specifieke aandachtspunten of problemen, waar ik m’n tanden in moet zetten?’. Hij rommelde wat aan zijn pijp. ‘Doe maar wat’, mompelde hij en toverde een vlam uit zijn aansteker.
Ik kon m’n oren niet geloven en kreeg het warm. Waar hing die f*cking camera? Vice-president bij een beursgenoteerd bedrijf en maar wat doen? Doe normaal. Razendsnel zette ik mogelijke scenario’s op een rij. Hing er echt ergens een camera en was ik slachtoffer van een flauwe studentengrap? Was ik inmiddels op een niveau beland waarop ik de boel niet meer kon volgen? Of zat er wellicht bij hèm een draadje los? Ik stond perplex. Het kwartje viel pas toen ik jaren later kennis had gemaakt met de haptonomie. Althans, mijn kwartje. Ik werd natuurlijk niet aangesteld om een plan uit te voeren dat hij had bedacht. Ik was niet geselecteerd om mijn werklust of intelligentie. Niets van dat al. Het was een uitnodiging geweest. Om te spelen. Het spel te omarmen, mensen secuur waar te nemen en in hun huid te kruipen, zetten te bedenken. Toen het kwartje was gevallen kreeg het achteloze ‘doe-maar-wat’ voor mij een heel andere lading. Dóe maar wat. Gebruik je talenten. Speel. Geniet. En houd de ander in de gaten. Hoe haptisch.
Een beetje laat, maar toch: bedankt, Wim. Of deed je maar wat?